Meer over het ontstaan van de Oud-Katholieke Kerk

In de bonte verschijningswereld van kerken en geloofsgemeenschappen weten de meeste mensen wel het onderscheid tussen katholieken en protestanten. Maar wat oud-katholieken zijn is voor velen onbekend. Katholiek-zijn betekent in hun denken vaak: “rooms-katholiek zijn, op bijzondere wijze verbonden met de paus van Rome”. Maar de Oud-Katholieke Kerk is een katholieke kerk, die onafhankelijk van Rome reeds drie eeuwen een zelfstandig leven kent. Een historische kerk met een rijk erfgoed en een grote traditie.

Ontstaansgeschiedenis
De oud-katholieke kerk van Nederland heeft haar zelfstandig bestaan niet te danken aan een afsplitsing, maar aan het feit, dat in het begin van de 18e eeuw groepen katholieken zich verzetten tegen de toenemende centralisatie van Rome. Tientallen jaren daarvoor was de katholieke gemeenschap in ons land – die toch al een onderdrukt bestaan leidde in de schuilkerken – onderling verscheurd geraakt door verdachtmakingen, spanningen en ruzies. 

Zestiende tot achttiende eeuw

De Nederlandse Opstand tegen Spanje, begonnen in de jaren zestig van de zestiende eeuw, stond al spoedig mede in het teken van een strijd tussen protestanten en katholieken. In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd de Nederduitse Gereformeerde Kerk als ‘ware religie’ en dus als bevoorrechte kerk behandeld, maar zij kreeg nooit de status van staatskerk. Zo ontwikkelde de Republiek zich als een multiconfessionele samenleving, waarin de katholieken zich als minderheidskerk redelijk konden handhaven, al moesten zij hoge kosten maken om ontheffingen van anti-katholieke maatregelen (‘plakkaten’) te krijgen.  Toch brokkelde het aantal katholieken geleidelijk af, omdat zij in de praktijk van hoge ambten waren uitgesloten, en anderzijds maar spaarzaam van de armenkassen profiteerden.  De Utrechtse kerkprovincie (het gebied boven de rivier de Waal) was nog maar nauwelijks opgericht of zij werd in 1592 door Rome weer tot missiegebied verklaard. De zogeheten Hollandse Zending kwam onder leiding te staan van een apostolisch vicaris. De zuidelijke gewesten vielen in die tijd onder de Mechelse kerkprovincie.  Rond 1700 leed de Hollandse Zending onder een ernstige interne crisis rond de van jansenisme beschuldigde apostolisch vicarissen Neercassel en Codde. Een langdurig conflict volgde. In de nasleep van Coddes veroordeling door de paus, werd hij gesuspendeerd (= uit het ambt geschorst).

Na zijn dood in 1710 ontstond er rumoer rondom de vacante zetel en de door Rome benoemde opvolger. Bovendien was de sfeer als gevolg van Coddes veroordeling slecht: een deel van de geestelijkheid in met name Utrecht en Holland had het gevoel dat de paus en de jezuïetenorde de Nederlandse katholieken tegen de Republiek probeerden op te stoken. In 1708 werden de Jezuïeten door de Staten van Holland verbannen uit Holland en Westfriesland, Friesland, Groningen en Overijssel. Op 26 April 1709 wordt door de Staten van Holland aan de apostolisch vicaris de uitoefening van zijn ambt verboden omdat hij was gekozen in strijd met het plakkaat van 17 Aug. 1702 d.w.z. niet gekozen door het Kapittel van Utecht

In 1717, bij de dood van deze (verbannen) apostolisch vicaris, werd door de Staten definitief besloten geen gezant van Rome meer toe te laten en werd deze functie voortaan waargenomen door de pauselijke nuntius in Brussel.

 

Bestuur van de kerk: centraal of locaal?
De onderliggende kern van de conflicten was de tegenstelling: wordt de kerk bestuurd door de paus en de curie (waarbij de bisschoppen slechts uitvoerders zijn van de centraal genomen besluiten), of moet worden vastgehouden aan het oude stelsel, waarbij de bisschoppen tezamen de kerk besturen – in nauwe verbinding met de priesters en diakens en de gelovigen in de parochies. Tegen de centraliserende ontwikkeling binnen de rooms-katholieke kerk in, hebben de Nederlandse katholieken, die uit de gemeenschap met Rome werden gestoten, bewust willen vasthouden aan de oud-kerkelijke opvattingen. Zij hebben door een voortgaande bezinning steeds duidelijker willen teruggrijpen op het geloofsgoed en de geloofspraktijk van de ongedeelde kerk van de eerste tien eeuwen.

Buienlandse bisschoppen
Twintig jaar lang had de Nederlandse kerk na 1702 geen bisschop. Buitenlandse bisschoppen, die bereid waren te helpen, werden onder zware druk gezet door de Romeinse curie. In Nederland werden de gelovigen vanuitRome voortdurend bedreigd met kerkelijke straffen indien ze zich niet onvoorwaardelijk zouden onderwerpen aan de eisen van Rome. 

Nieuwe bisschop – in de ban
Het adviescollege van de bisschop, het kapittel van Utrecht, had vanouds het recht een bisschop te kiezen. Men besloot uiteindelijk om zelf een bisschop aan te wijzen en te laten wijden door een voorhanden zijnde, buitenlandse rooms-katholieke bisschop. In 1723 koos het Utrechtse kapittel Cornelius Steenoven tot nieuwe bisschop, zonder Rome om bevestiging van de benoeming te vragen. Hij werd gewijd door een Franse missiebisschop die op weg was naar LibanonDominique Varlet. Vanaf dat moment waren er in ons land twee groepen katholieken, die kerkelijk gezien ieder hun eigen weg gingen. De door Varlet gewijde bisschop was de eerste schismatieke, van Rome afgescheiden, aartsbisschop van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland. Een groot gedeelte van de Nederlandse katholieke geestelijken – met name in Holland en Utrecht – sloot zich bij hem aan; zij noemden zich de Roomsch-Katholieke Kerk der Oud-Bisschoppelijke Cleresie

In 1795 werd de Bataafse Republiek uitgeroepen. De katholieken verkregen nu officieel vrijheid van godsdienst. 

In de volgende eeuwen hebben veel afgescheiden katholieken door hermissionering zich weer met Rome verbonden. Het duurde echter tot 1853 eer zich de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland kon herorganiseren in bisdommen en er weer bisschoppen op de zetels konden plaatsnemen. De Oud-Katholieke Kerk daarentegen heeft sinds de wijding van Steenoven geen vacante bisschopszetel meer gehad. Het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie (in 1853) zoals de Rooms-Katholieke Kerk het noemt, heeft er voor gezorgd dat er naast de reeds aanwezige aartsbisschop van Utrecht (die van de Roomsch-Katholieke Kerk der Oud-Bisschoppelijke Cleresie) een tweede (door Rome benoemde) aartsbisschop zijn zetel in Utrecht kreeg. 

De Roomsch-Katholieke Kerk der Oud-Bisschoppelijke Cleresie veranderde haar naam in Oud-Katholieke kerk van Nederland. De oude Latijnse liturgie werd geleidelijk vertaald in het Nederlands. Het Gregoriaans werd omberijmd tot een Nederlandse zang op Gregoriaanse grondslag, of op Anglicaanse chats, of geheel vervangen door volkszang.

Los van Rome

Losgekomen van Rome kwam de Nederlandse oud-katholieke kerk na verloop van tijd vanzelf in contact met de oosters-orthodoxe en de anglicaanse kerken. Deze kerken baseren zich immers, hoe verschillend ze ook mogen zijn in hun onderlinge verschijningsvorm, op dezelfde geloofsbasis: de heilige schrift en de overlevering, de kerk als geloofsgeheim, het apostolisch ambt en de sacramenten, en zij houden daarbij vast aan de oud-kerkelijke bestuursstructuur. Toen aan het einde van de 19e eeuw deze contacten werkelijkheid werden, stond de kleine groep Nederlandse oud-katholieken al niet meer alleen. 

1e Vaticaans concilie (1870)
 Tengevolge van het eerste Vaticaans concilie waren ook elders onafhankelijke katholieke kerken ontstaan, die in contact stonden met de Nederlandse kerk. In 1870 vond nl. tijdens dat concilie de dogmaverklaring van de pauselijke onfeilbaarheid plaats. Dit houdt in: krachtens eigen gezag en niet krachtens instemming van de kerk kan de paus van Rome als opvolger van Petrus een onfeilbare uitspraak doen in geloofszaken. Iedere gelovige is dan verplicht deze uitspraak in geloof te aanvaarden. Ook werd gesteld dat de opperste bestuursbevoegdheid in de kerk berust bij de paus. De bisschop van Rome werd zó wereldbisschop: een situatie die volgens de oud-katholieken nogal verschilt met het inzicht van de oude kerk.

De Unie van Utrecht (1889)
Vele katholieken in Duitsland, Zwitserland en andere landen begrepen dit zeer wel en weigerden dit nieuwe dogma te aanvaarden. Toen ze werden geëxcommuniceerd, organiseerden ze zich in noodbisdommen. Spoedig deden ze een beroep op de Nederlandse bisschoppen die reeds lang onafhankelijk waren van Rome, om hen bij te staan in de bediening van de sacramenten en vooral om de wijding van hun gekozen bisschoppen te verrichten. In 1889 sloten de bovengenoemde kerken, die zich oud-katholiek noemden, met de Kerk van Nederland de Unie van Utrecht. Sindsdien is dit verband uitgegroeid en omvat het een twaalftal landskerken in Europa, de Verenigde Staten en Canada.

De naam: Oud-katholiek
Met de naam ‘oud-katholiek’ willen zij uitdrukken, dat zij op de oude, oorspronkelijke wijze katholiek willen zijn. Terugziende op 275 jaar oud-katholieke geschiedenis kan men zeggen: wat uit de nood werd geboren, is tot zegen geworden voor vele mensen. Dit is ook de reden dat, hoewel de betrekkingen met Rome na het tweede Vaticaans concilie verbeterd zijn, de oud-katholieke kerken niet zonder meer bereid zijn hun zelfstandigheid op te geven. Daarvoor is er te veel gegroeid aan diepe en waardevolle overtuigingen, die in het oecumenische gesprek telkens weer van wezenlijke aard blijken te zijn en die kunnen aanvullen, wat elders soms ontbreekt of uit het zicht is verloren.

 

Oud. Niet ouderwets
In ons land zijn wij een kleine kerk, maar internationaal verbonden met een aantal eveneens onafhankelijke katholieke kerken, met anglicanen en oosters- orthodoxen. De oud-katholieke kerk baseert zich op de leer en het leven van de kerk van de eerste tien eeuwen. Zij heeft de ontwikkeling binnen de rooms-katholieke kerk met een groeiend pauselijk gezag afgewezen, maar heeft ook de beslissingen van de Reformatie niet gevolgd. Vandaar de naam ‘Oud-Katholiek’; ‘oud’ betekent hier niet ‘ouderwets’, maar: trouw aan de oorsprong.

Kennismaking
Het is met een kerkgemeenschap als met een mens: die leer je pas kennen in de omgang, en hoe meer je met hem of haar omgaat, des te beter leer je elkaar kennen. Zo is het ook met de kerk en bovenal met God. Ook God leren wij gaandeweg kennen en wij gaan begrijpen wie Hij is, wanneer wij met Hem op weg durven te gaan. De kerk heeft geen ander doel dan mensen te helpen met God op weg te gaan, in Hem te geloven, en Hem én de mensen te dienen.

bronnen:

Tweederangsburgers in een protestantse republiek (website: Nederlandse Grondwet)

Geschiedenis van het Nederlands Katholicisme (katholiek documentatie centrum)

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek deel 4: Daemen, de laatste apostolisch vicaris

Oudkatholieke Kerk (Wikipedia)

De Oud-Katholieke Kerk van Nederland (website OKKN)